Het Numineuze en gebeden
Enkele jaren geleden heeft de uitgeverij Kok een groepje auteurs uitgenodigd om deel te nemen aan een bijzondere boekproject: een bundel van traditionele en hedendaagse gebeden onder de titel Gebeden voor lichte en donkere dagen. Selectiecriteria: spiritueel, sober, met diepgang, geen oppervlakkige vroomheid. Ook ik werd om een bijdrage gevraagd. Het leek me een bijzondere uitdaging en ik schreef voor dit boek tien gebeden die ik liever ‘monologen tegen het Numineuze’ noem.
Waarom zou zo’n iemand als ik willen bidden?
Ik ben niet met gebeden opgegroeid en bidden is voor mij geen gewone dagelijkse activiteit. Als ik bid (zonder dat zo te noemen), dan zoek ik vooral bekrachtiging. Het besef dat ik alles heb gekregen wat ik nodig heb (‘van de God of Schepper of Bezielende Geest of het Numineuze…), remt mijn impuls om meer te vragen af. Zelfs om die bekrachtiging zou ik niet hoeven te vragen, maar ja, zo consequent ben ik niet.
Waarom zou zo’n iemand als ik willen bidden? Bij voorbeeld omdat we allemaal, religieuzen en niet-religieuzen, voelen meer dan we zien of horen. Soms komen uit ons diepste innerlijk gevoelens naar boven die sterk, maar vaag zijn. De wonderlijke combinatie van deze twee kenmerken onderscheidt deze gevoelens van andere, en maakt ze bijzonder intrigerend. Het meest intrigerend voor mij is de overtuiging waarmee deze gevoelens vergezeld gaan, namelijk dat er in hen iets ongrijpbaars doorschemert. Nog een wonderlijk verschijnsel: onze behoefte dit ‘iets ongrijpbaars’ aan te spreken en, ondanks het besef dat het numineus is, er toch een naam aan te willen geven.
Ik heb respect voor oude traditionele gebeden. Maar over het algemeen nemen deze gebeden als ‘startgevoel’ een huivering die versmolten is met een dogmatisch zondebesef dat mij vreemd zijn. Mijn ‘startgevoel’ is meestal een verlangen naar een sterker gevoel van verbinding. Dit verlangen kan uit onzekerheid, verwarring of pijn voortkomen. Maar het kan ook zonder specifieke dwang door externe omstandigheden ontstaan, en het doet zich vrijwel altijd in de ochtend voor.
In gesprekken gebruik ik liever bewoordingen als de ‘Alles Bezielende Geest’ of ‘het Ongrijpbare’ dan ‘God’. Ik heb er geen moeite mee ook ‘God’ of ‘Schepper’ te zeggen, vooral als ik met iemand spreek die deze namen zelf actief gebruikt. Maar al deze aanduidingen van ‘het goddelijke’ die passend zijn in een gedachtenuitwisseling voelen voor mij abstract en droog aan als ik me tot het Numineuze achter alle namen richt. In dat geval wend ik me liever tot ´Jij die alles kan´. Deze benaming klinkt ongekunsteld, ‘ademt’ en zorgt ervoor dat ik beter afgestemd raak voor mijn soort gebed. En het is altijd ‘Jij’, nooit ‘U’.
Dat laatste heeft een culturele achtergrond: in Rusland wordt God in alle gevallen aangesproken met ‘Jij’. Dat is geen uiting van de intentie om op gelijke voet met Hem te staan, het komt voort uit de beleving van het bidden als het contact van de ziel met een vertrouwd godsbeeld. De aanspreekvorm ‘Jij’ maakt dit contact sterker voelbaar, en levendiger. Zo is het ook voor mij. ‘U’ zeggen tegen mijn godsbeeld (dat voor mij ook niet onveranderlijk is) is mij even vreemd als het aanspreken van God met Jij voor een Nederlandse traditioneel gelovige is. Maar dit is dan ook de enige echo van de Russisch-orthodoxe traditie in mijn soort gebeden.
Overigens is er in mijn gebeden nog een erfstuk uit het Russische christendom overgebleven: het thema van ‘synergie’, dat afkomstig is uit het hesychasme. Dit houdt in een beleving van de relatie met God als een samenwerking met Hem in de voortgaande schepping van de wereld. Deze opvatting houdt verband met de uitspraken van Jezus die ook voor mij de leidraad zijn geworden voor mijn benadering van de essentie van de christelijke zingeving, zoals ‘Het Koninkrijk van God is binnen in u’ of ‘Wees dus volmaakt, zoals jullie hemelse Vader volmaakt is’ of ‘Jullie zijn het licht in de wereld’. Ook enkele gezichtspunten uit de brieven van apostelen ondersteunen deze zienswijze, zoals ‘Maar wie zich met de Heer verenigt wordt met hem één geest’.
GEBEDEN als monologen tegen het Numineuze
Jij
die alles kan
nu noem ik Je Liefde.
Kom dieper in mijn hart,
versterk mijn vermogen
ieder mens lief te hebben,
zoals Jij ieder mens liefhebt.
*
Jij
die alles kan,
nu voel ik me sterk
en noem Je mijn Naaste.
Met Jou naast mij
kijk ik naar wat komen gaat
met nieuwsgierigheid en kalmte.
Laat gebeuren
wat moet gebeuren.
*
Jij
die alles kan,
nu noem ik Je Vader
Jij bent in mij,
ik ben in Jou,
wat er ook gebeurt.
*
Jij
die alles kan
nu voel ik me klein
en noem ik Je Moeder.
Daal neer en sta achter me,
omwikkel me met Je licht.
Samen met Jou
kijk ik naar de duisternis
met bewondering en kalmte.
Nog even,
en ik kom weer op volle adem.
Nog even,
en ik ben weer vol van kracht
om verder te gaan.
*
Jij
die alles kan,
nu geef ik Je geen naam.
Verlos me van de gedachte
dat het licht zwak is
en het donker donker blijft.
Laat Je vonk in mijn hart ontvlammen
om alles beter te zien.
*
Jij
die alles kan,
Je taal is nu pijn,
Je stem is nu fel.
Zeg zachter
wat ik weten moet,
nog zachter,
nog zachter…
*
Jij
die alles kan
laat mijn hart weten
hoe ik nu,
verward door mijn pijn,
van Jou kan blijven houden.
*
Ik groet Jou
die de wereld en mij bezielt
mijn Toeverlaat en Vriend,
mijn Vader en Moeder.
Jij schept deze dag,
ik neem er van harte deel aan.
***